vrijdag 23 oktober 2015

Uncle, uncle, please uncle !

UNCLE, UNCLE, PLEASE UNCLE …


Il est 5 h, Paris s’ éveille … het mooie lied van Jacques Dutronc.

Een heerlijk moment, de ontwakende stad, waar ook ter wereld. Langzaam maar zeker komt er beweging en vooraleer je ’t beseft draait de mallemolen weer op volle toeren. Wie weet nog waarheen ? Daarom koester ik dit moment zo, alsof er nog geen richting is aangegeven en je rondkijkend zelf mag beslissen waarheen. Zen, boeddhistisch, hindoe of christelijk, genieten van die nu–moment is de enige boodschap, al is “genieten” soms wel erg eufemistisch. In Kolkata bijvoorbeeld.

It’s 5 A.M., Kolkata awakes …

De zon, zonder onderbreking klimt ze hoger, gelijkmatig gevolgd door de temperatuur. Maar op dit uur is alvast dat nog te genieten. Met de camera in de hand en half verborgen, verlaat ik Fairlawn, mijn geprefereerd Engels, oud–koloniaal hotelletje in Sudderstraat, centraal in Kolkata. Wachtend op de komst van twee studenten verpleegkunde uit Leuven heb ik hier een paar dagen mijn intrek genomen. Even rust te midden van de drukte en een goed ontmoetingspunt voor PAZ - partners en bekenden. Zelfs op dit vroege uur staan taxi en riksja klaar om mij zonder aarzeling ter bestemming te brengen. De verbazing en de ontgoocheling is groot als ik vriendelijk weiger. Wie loopt er nu te voet door Kolkata? Ik, zeker op dit vroege uur en dat met maar één gedachte: ontdekken. Te weten komen wat gaande is buiten mijn eigen leefwereld. We zijn niet zomaar “Partners Zonder Grenzen“. Grenzen … zo besproken de laatste maanden. Zoveel grenzen die opnieuw gesloten en bewaakt worden. Je komt er niet meer in, zeker niet onvoorwaardelijk. En toch, er ligt een wereld voor je open als je grenzen doet bewegen, durft te overschrijden. Een thema, een verhaal voor een ander moment. Vandaag wil ik zien en trachten te begrijpen. Begrijpen “waarom”, waarom er vlak naast de luxe van een hotel tientallen, honderden mensen, alleenstaand of met de ganse familie, gedwongen moeten overleven op de straat, uitgesloten van elk comfort, van elk toekomstperspectief. Alleen in Kolkata zijn er honderdduizenden en meer. Ontelbaar, in alle betekenissen van het woord.

Op de stoep in Sudderstreet, aan de zijkant van het Indian Museum,  hebben een vijftal families, ongeveer 40 mensen, zich “geïnstalleerd”. Groot en klein, jong en oud. Met 5, 8 of 10 onder eenzelfde dak of wat er moet voor doorgaan. Een metalen afsluiting, koorden, plastiek zeilen van alle soorten, kleuren en formaten moeten hen een zekere privacy bieden. “Binnen” rechtstaan kan niet. Bakstenen houden de zeilen strak, potten en pannen liggen gestapeld naast een klein houtskoolvuurtje, zakken en kleding hangen aan een verkeerspaal. Afwassen, wassen en tanden poetsen, alles gebeurt aan dezelfde kraan, met hetzelfde niet zuivere water.

Aarzelend en met enige schroom maak ik van op afstand en met telelens enkele foto’s. De vraag blijft: doe je dit ? Maar hoe breng ik dit anders over ? Hoe vertel ik - eenmaal terug in ons veilige landje – mijn verhaal of beter het verhaal van miljoenen mensen overal ter wereld, dakloos en vergeten, verstoten en gemeden ? Dit is een niet te ontkennen, noch te verzwijgen realiteit.

Twee mannen en een meisje hebben mij gezien, lachen vriendelijk en ondergaan. Het kleine meisje, een guitige krullenbol, komt – tandenborstel in de hand – lachend naar mij toe. Het blauw–groen versleten en vuile kleedje met rode, wat loshangende randjes versterkt het beeld van een assertief dametje. Vriendelijk en lachend, maar overtuigend krijg ik de dwingende vraag om te helpen bij haar zoektocht naar eten. De geldbriefjes zitten klaar in mijn broekzak. Ik weet niet wat ze nodig heeft, wellicht zoveel mogelijk. Een schamele 30 roepies is mijn bijdrage. Toch is ze dankbaar, zoals ook de mama, die lachend, met een jongetje op haar arm om een foto komt vragen.

Een paar stappen verder, naast een verkeerspaal op een stuk karton ligt een jonge dame te slapen. De mama van de foto vertrouwt mij fluisterend toe: she is crazy, give her something to eat. Op de kleurrijke kledij of wat er van overblijft, is geen proper plekje te bespeuren. Letterlijk, vuil van kop tot teen. Is dit menselijk , aanvaardbaar ?
Een paar stappen verder zit een corpulente man met Indische snor zich te wassen. Twee andere mannen poetsen hun tanden. Een jongen van een jaar of veertien kapt houtskool.
Ik ben aan het einde van Sudderstreet. Als ik mij omdraai om een foto te nemen van het geheel, zie ik het kleine meisje gezwind en armenzwaaiend teruggaan. De straat voor haar alleen !





Ik draai de Nehru Road op, een van de grote verkeersassen in Kolkata. Venters en marktkramers borstelen de stoep, vullen hun stalletjes en bereiden zich voor op een voor hen hopelijk drukke dag. Stilzwijgend wandel ik er langs. Op de middenberm, onder de fly–over, het viaduct, liggen, zitten en staan mensen. Wellicht was het een korte nacht, beroofd van alle comfort, te warm, te veel lawaai en stof. Een eenzame riksja–loper passeert.





Aan de overkant, de kant van de Maidan – het grote park in het centrum van Kolkata – zitten drie vrouwen en vier kinderen. Geen karton, geen zeilen, geen beschutting. Blijkbaar hebben ze de nacht doorgebracht onder de blote hemel, op de blote grond. Onbegrijpelijk maar waar, er wordt gelachen. Vanop de middenberm neem ik een paar foto’s, maar dat hebben ze gezien. In geen tijd staan ze smekend bij me, vrouwen en kinderen: “uncle, uncle, please uncle”. Ingaand tegen elk advies dat ik zeer goed ken – geen geld geven - en in de overtuiging dat het om één familie gaat, geef ik een van de vrouwen 500 Rs, ongeveer 7 €. Voor hen een kapitaal, genoeg om met z’n allen een drietal dagen te eten. De vrouw die het briefje krijgt, steekt het snel weg in haar BH, zonder dat de anderen de tijd gehad hebben om te zien over hoeveel het ging. Omdat ze blijven aandringen, geef ik nog een tweede briefje, aan een andere dame. Ook dat verdwijnt onmiddellijk in de BH. Eén familie? Ik weet het niet. Op dit moment in elk geval ieder voor zich. De andere is de andere.

Wat ik ook vroeger heb meegemaakt, overkomt mij ook nu. Het aantal omstaanders is al meer dan verdubbeld. Van alle kanten komen moeders met kinderen en kinderen alleen aangelopen. Hoe weten ze het? “Uncle, uncle, please uncle”. Ik besef dat ik opnieuw de gevolgen draag van mijn “ongehoorzaamheid”. Goede raad wordt niet zomaar gegeven. Wie aan één persoon  geeft, krijgt er tien om zich heen. Aan iedereen geven, kan niet. Ik behoor immers niet tot dat 1% rijken dat 50% van alle financiële middelen bezit. Niet onmiddellijk wetend hoe ik dit moet oplossen, ga ik richting Parkstreet en vlucht Flurys binnen, een betere brasserie naar westers model. Een koffie en een croissant, zou dit de oplossing zijn? Natuurlijk heb ik mij misrekend. Wanneer ik na een halfuurtje buiten stap, staan ze me op te wachten. Ze hebben immers zoveel meer tijd dan ik. Als ik snel een taxi instap om te ontkomen, voel ik me beschaamd en schuldig. Een jonge moeder met een baby staat smekend voor het raam. Mijn koffie met croissant hebben mij 365 Rs gekost … hoeveel dagen hadden zij daar eten kunnen mee kopen?

Reageren uit mededogen, geven met hart en ziel is zeker een positieve levenshouding, maar biedt niet altijd de meest efficiënte en duurzame oplossing. Hier moet je soms van je hart een steen maken of liever een blokje ijs … dan kan het alvast terug ontdooien. Ook bescheidenheid heeft hier een plaats. Op je eentje kan je de ganse wereld niet redden.

In de taxi voel ik mij als een vluchteling, een schuldige vluchteling en besef al gauw – om te eindigen met een ander liedje – “Vluchten kan niet meer”. Wanneer je dit hebt gezien, hebt ervaren kan je niet onveranderd naar huis vertrekken en doen alsof de reis voorbij is.

Bart Massart
Kolkata
23.10.2015